
Het is zooo koud, nat en akelig, dat ik besluit binnen te blijven. Het gele stoeltje buiten, en dan maar gewoon schetsen wat ik zie. Het is niet anders.
Het is zooo koud, nat en akelig, dat ik besluit binnen te blijven. Het gele stoeltje buiten, en dan maar gewoon schetsen wat ik zie. Het is niet anders.
Het is niet koud, maar er staat een kil windje. De lucht is zwaar bewolkt met hier en daar een gaatje.
Ik zit te tekenen langs de ventweg van de weg naar Usquert, de Wadwerderweg. Eén van mijn lievelingswegen met prachtige boerderijen, landhuizen en bomen. De plek is erg druk omdat de afslag naar de Milieustraat hier is. De auto’s rijden af en aan, en aan de ventweg fietsen bosjes scholieren naar huis. Ze kijken om. Een enkele boer op een trekker toetert hard om me te laten schrikken en ik zwaai terug. En toch is dìt de plek waar ik wil tekenen, omdat de laan met abelen hier begint. Abelen zijn geweldige bomen met een mooie vertakte stam, een rijzig silhouet en ogen op de stam die Egyptisch lijken. Ik zal het wel vaker geschreven hebben, maar ik blijf er enthousiast over.
Ik begin met de voorste boom. Dan is het nog zwaar bewolkt en kil, en dat is te zien. Langzamerhand trekt de lucht een beetje open en tijdens de spaarzame zonnestralen lichten de laatste bladkleuren op. Dat gebruik ik meteen met mijn kleurpotloden. En zo komt er ook tijdverloop in één enkele tekening. Het gaat om de ervaring: de auto’s, de mensen, de vogels, de geluiden, mijn harde werken en het heerlijke gevoel ergens alleen maar te zijn.
Het is 4 graden, maar volgens mijn telefoon is de gevoelstemperatuur 1 graad en dat geloof ik meteen. IJzig. Met zo’n lekker windje erbij. En een zwaarbewolkte lucht.
Dus ga ik op weg naar Breede, want getekend zal er worden. Ik hoop op een beschut plekje in het bos in de buurt van het mooie witte kerkje. Maar voor ik mijn eigen dorp uit ben, zie ik een paar mooie stammen tussen de bomen doorschemeren. Ergens tussen de school en het oude PTT gebouw. Het is zo’n vergeten bosje, wat kinderen maar al te goed kennen en waar ze elke dag spelen. Vroeger had iedereen zo’n bosje. Tenminste, ik weet niet beter. Ik zag de aanzet voor een hut, dus ik denk dat het hier ook het geval is.
Hoewel ik een plekje heb gevonden tussen een uitgegroeide heg en de zijmuur van het PTT gebouw verga ik van de kou. Zelfs met mijn heel dichte buitenjas, sjaal en nieuwe petje. En toch heb ik er een uur gezeten. Ik heb uitwasbaar aquarelpotloood gebruikt, dat leek me handig om snel resultaat te krijgen. En ik ben redelijk tevreden.
Zwaar bewolkt met een vrij stevige wind. Maar droog.
Vandaag wilde ik richting Bedum aan de Onderdendamsterweg zitten. Toen ik eindelijk een plekje had en mijn tas uitpakte zag ik dat ik het schetsboek vergeten was. Ongelooflijk suf zeg, en vervelend, want ik moest tegen de wind in naar huis en weer terug. Drie kwartier later zat ik er weer. Het was een heel gekke plek, vlak aan de weg en precies na een bocht. Precies in het zicht van iedereen die de bocht om komt, dus alle automobilisten steken hun hand op. ‘Moi’.
‘Lastig, al die bomen,’ dacht ik toen ik wilde beginnen. Dus ik ben begonnen met de rechterkant van het huisje, dat is het meest rustige punt van het landschap. Van daaruit heb ik grote kleurvlakken gemaakt met kleurpotlood. Veel geel, sienna, oker en lichtbruin, en hier en daar een beetje paars, ik weet ook niet waarom, maar ik zie het. Zoals je een schilderij opzet. Daarna heb ik pas met mijn zwarte balpen getekend. Het is een leuke en heel bruikbare methode voor ingewikkelde bosschages zoals dit, en ik vind de sfeer goed geslaagd.
Terwijl ik zat te tekenen ging opeens de zon schijnen en vlamde het okergeel alle kanten op. Zo mooi.
Zwaar bewolkt en een beetje drupperig. Drupperig? Geen bestaand woord, maar wel leuk.
Ik wilde naar het Warffumer Bos. Dat is een heel groot en chique woord voor een vierkant productiebos, waar alle essen inmiddels geveld zijn door de essentaksterfte. Maar daardoor staan er allerlei struiken en boompjes. En vandaag viel me op dat er duizenden bruine paddenstoelen groeien in de natte bosbodem.
Die bodem was behoorlijk nat; zeker het mooie weitje waar ik wilde gaan zitten. Mijn schoenen sopten al snel in het lange groene gras. Ander plekje dan maar? Ik ben zo weg. Maar ik weet uit ervaring dat een plekje zoeken niet werkt. Ik heb een keer eindeloos en vruchteloos over een heide gedwaald op zoek naar een geschikt plekje. Een heel onbevredigende middag zonder iets beleefd te hebben.
Het ideale plekje is er niet. Ik moet gewoon ergens gaan zitten en wachten. Wachten tot ik gewend bent aan het rare, niet inspirerende landschap. Wachten tot ik moed heb om te beginnen. En creatief zijn als je merkt dat je je kleurpotloden thuis hebt laten liggen …
Wat heb ik wél? Allerlei zwarte pennen en potloden. Een zwarte penseelpen, een grafietpotlood, stiftjes, kalligrafeerpennen, gewoon potlood, balpen. Daar moet ik het dus mee doen. Slik. Dan doen we dat dus. Een soort Große Rasenstück van Albrecht Dürer.